Microlearning: Wat is het en wat kun je ermee?

1. Wat is microlearning?

Microlearning is een vorm van leren die bestaat uit korte leereenheden die gericht zijn op een specifiek leerdoel, een vaardigheid of inzicht. Vormen van microcontent zijn bijvoorbeeld videos, infographics, animaties, podcasts, quiz of een oefentoetsen of mini-learnings. Dit kunnen op zichzelf staande leereenheden zijn, maar het is ook mogelijk om met een combinatie van microlearnings een complete leergang op te bouwen. Microlearning wordt vaak ingezet voor herhaling, verdieping, verbreding of verrijking van leerstof. De korte learning bytes passen beter bij de leerstijl van nu (on demand en on the go), zijn makkelijk toegankelijk en beter te onthouden.

Microlearning gaat uit van de gebruiker, die zelf bepaalt waar en wanneer hij leerstof tot zich neemt. Key begrippen zijn hierbij:

On demand en on the go:
flexibel leren waar en wanneer je wilt.
Werkplekleren:
ondersteuning en toegang tot kennis wanneer je het nodig hebt.
Snackable content:
korte, licht verteerbare, hapklare brokken of learning bytes.
Personaliseren en differentiëren:
leercontent is aanpasbaar in tempo, leervoorkeur en niveau.

2. Microlearning versus macrolearning

Het tegenovergestelde van microlearning is macrolearning. Dit is de traditionele manier van leren, die bestaat uit lange leerlijnen die vaak klassikaal onderwezen worden. Microlearning is weliswaar een nieuwe vorm van informatieoverdracht, maar is geen vervanging van macrolearning. Zeker als het gaat om nieuwe en complexe leerconcepten, zullen lange(re) leerlijnen met klassikaal onderwijs het brede perspectief en de nodige structuur blijven bieden.

Een belangrijk theoretisch model is 5 moments of need van Mosher en Gottfredson (2012). Dit model onderscheidt 5 leerstadia met bijbehorende leerbehoeftes:

  1. Iets voor het eerst leren (kennismaken met iets nieuws)
  2. Verdiepen (voortbouwen op de basis)
  3. Toepassen (kennis in de praktijk of op het werk toepassen)
  4. Oplossen van problemen (die je tegenkomt in de praktijk)
  5. Verandering (nieuwe werkwijzen aanleren en toevoegen aan bestaande kennis)

Kern van deze theorie is dat voor elk leermoment een andere leerinterventie wenselijk is. Deze hangen af van de leervragen die er zijn op verschillende momenten van een leerproces.

Waar macrolearning richt zich op volledige vaardigheidsgebieden en het grotere geheel is microlearning beter geschikt voor meer specifieke behoeften bij het voortbouwen op bestaande kennis. Zodra mensen namelijk al een basiskennis hebben, kunnen ze nieuwe dingen toepassen en relateren aan het bestaande. Microlearning wordt dan gebruikt ter ondersteuning van de concepten die tijdens het macrolearning zijn overgebracht.

3. Ontwikkelingen op het gebied van microlearning

Het traditionele formele leren bestaat uit docentgestuurd onderwijs, waarin lange vaststaande leerlijnen centraal (vaak klassikaal) onderwezen worden. Informeel leren daarentegen, houdt in dat je leert door te ervaren, bijvoorbeeld in een werk-setting. De laatste jaren zien we, mede door vergaande digitalisering, dat leren steeds minder plaats- en tijdgebonden wordt.

Tevens is er een duidelijke ontwikkeling gaande van docentgestuurd, naar studentgestuurd onderwijs. De lerende bepaalt wat hij waar en wanneer leert. Een informatieconsumptie-benadering waarbij de student centraal staat, zorgt voor snel leren en gemakkelijker onthouden. Leren wordt, dankzij het groeiende dataverkeer via mobile devices en de inzet van video, steeds flexibeler en vraaggestuurder. Informatie, tijd en kennis worden hierbij op elkaar afgestemd.

Tegelijkertijd is het door de flexibele inzet van leercontent mogelijk om real-time in te springen op leervragen en op die manier lerenden bijvoorbeeld te ondersteunen op hun werkplek.

Microlearning is dus meer dan het in kleine brokjes aanbieden van leerstof. Het is onderdeel van een bredere trend, door velen zelfs aangeduid als een paradigmashift: het nieuwe leren. Dit nieuwe leren bestaat uit verschillende facetten die we ook terugzien in microleren: on demand leren, blended learning, performance support en gamification.

4. On demand leren

De student van nu wil zelf bepalen waar, wanneer en is sommige gevallen ook hoe hij leert. Op school, onderweg of op de werkplek, ’s avonds of overdag, doordeweeks of in het weekend. Anytime, anyplace noemen we dat ook wel. Dit vraagt van ontwikkelaars van lesstof en van begeleiders en docenten dat:

  1. Lesstof tijd- en plaatsonafhankelijk ontwikkeld wordt. Leerlingen willen lessen in hun eigen tempo doorlopen en terugkijken. Ook als zij een les missen, of stof willen herhalen.
  2. De leerbehoefte en het leerdoel leidend zijn. In een learning byte wordt één leerdoel uitgewerkt, maar wel met oog op de learning journey van de gebruiker. Een diepe kennis van de leerbehoefte op ieder moment van de journey is dan ook voorwaardelijk.
  3. De kracht van microlearning is dat het op het juiste moment beschikbaar is. Dus direct als je het antwoord zoekt. Terwijl het leren zelf dus decentraal plaatsvindt, is het beter om de leercontent centraal aan te bieden, zodat gebruikers altijd toegang hebben tot de informatie die zij zoeken.

Meer lezen:

Leren op microniveau: de toekomst - Defacto.

5. Blended learning

De tijd dat we louter leerden uit een tekstboek ligt ver achter ons. Digitale devices zoals smartphones en computers maken een ruim aanbod aan leervormen mogelijk. Maar blended leren is meer dan een onderscheid tussen digitaal en analoog, het kan ook slaan op:

  • Een mix van leren mét en zónder technologie. Bijvoorbeeld: een combinatie van een praktijkles en een online module.
  • Een mix van leervormen. Bijvoorbeeld een individueel leertraject in je eigen tijd en op je eigen tempo, gecombineerd met een face to face bijeenkomst met andere cursisten.
  • Een mix van didactische strategieën, ongeacht het gebruik van technologie.

Het voordeel van blended learning is dat studenten zich de stof sneller eigen maken en beter onthouden. In het bekende VARK-model worden 4 leerstijlen onderscheiden: visueel, auditief, lezend en kinesthetisch (voelen/doen). Door deze leerstijlen te combineren, leer je veel effectiever, dan wanneer je slechts één gebruikt. Een combinatie van afbeelding en tekst zorgt bijvoorbeeld voor betere verwerking dan alleen een beeld of alleen tekst.

Bij de toepassing van blended learning is het belangrijk na te denken over de meest nuttige vorm van informatiedelen in de context van de lerende. Zegt een afbeelding misschien meer dan een stappenplan? Of is een video de meest duidelijke manier om iets uit te leggen?

Blended learning is, net als microleren, kenmerkend voor de veranderende manier waarop we leren. En net als microleren, is blended learning een aanvulling op de bestaande vormen van (e)-learning. Juist de combinatie van klassieke en nieuwe vormen van leren maakt leren effectief en efficiënt.

Meer lezen:

In the mix met blended learning - Defacto.

6. Microlearning en performance support

Microleren is uitermate geschikt om in te zetten bij performance support, of werkplekleren. We leren namelijk het meest en het snelst als we aan het werk zijn.

Het 70-20-10 model van Charles Jennings vormt een belangrijke theoretisch kader voor werkplekleren en performance support. Dit model stelt dat je slechts 10% van je kennis en vaardigheden tijdens een studie of formele training opdoet. Complexere kennis en vaardigheden (20%) leer je van feedback van collega’s en begeleiders. Het grootste deel van je vaardigheden, maar liefst 70%, leer je op de werkplek.

Dit kan alleen als medewerkers toegang hebben tot de juiste informatie, als de situatie erom vraagt. Omdat performance support plaatsvindt in de dagelijkse praktijk, is het belangrijk dat de informatie beknopt, praktisch en direct toepasbaar is. Er is geen tijd en capaciteit om grote brokken informatie te verwerken. Daarom is de keuze voor microlearning een logische: korte, hapklare brokjes informatie die een onderwerp beknopt uitleggen.

Performance support is het nuttigst in situaties die direct te maken hebben met de dagelijkse praktijk, waar medewerker zonder die ondersteuning niet uitkomen. Dit zijn situaties waarbij medewerkers actief op zoek gaan naar ondersteuning van collega’s, of (digitale) kennisbronnen. Juist op zulke momenten is microcontent in de vorm van tutorials, gebruiksaanwijzingen, werkinstructies, schema’s, YouTube, Google Maps of Google Translate, wat medewerkers nodig hebben. Door hierop in te spelen help je medewerkers snel weer op weg, waardoor het werkproces niet verstoord wordt en de taak uitgevoerd kan worden.

Meer lezen:

7. Gamification en microlearning

Gamification is overgewaaid uit de gaming industrie. Het toevoegen van spelelementen en game design technieken blijkt een krachtig middel om mensen aan te zetten tot gedragsverandering en het aanleren van nieuwe vaardigheden. Het maakt leren namelijk uitdagend, leuk en zelfs verslavend.

Microlearning leent zich uitermate goed voor het evenwichtig toepassen van gamification. Het uitgangspunt is daarbij dat je door gamification in te zetten de leerdoelstelling bekrachtigt. Bijvoorbeeld door mensen te belonen voor behaalde prestaties. Kijk hierbij goed naar je doelgroep en wat hen motiveert. Met subtiele nudges daag je je gebruikers uit om net een stapje verder te gaan. Bijvoorbeeld met badges, een leaderbord en complimenten. En door te benadrukken hoeveel men leert in weinig tijd.

LOADING... 15 minutes a day can teach you a language. What can 15 minutes of social media do?

Het schoolvoorbeeld van gamification in combinatie met microlearning is Duolingo. Met deze app leer je in je eigen tempo een andere taal. Een les duurt maar een paar minuten. Er is niet of nauwelijks theorie, maar wel een mix van invul- lees- en luisteroefeningen. Je krijgt iedere week een overzicht van hoe lang je geleerd hebt, in vergelijking met de week ervoor. Je kunt vrienden feliciteren met behaalde prestaties. Je kunt badges en prijzen verdienen en doet automatisch mee aan een leaderbord. Kortom, Duolingo staat bol van de gamificatie-elementen die ervoor zorgen dat het de meeste gedownloade educatieve app ter wereld is, met meer dan 500 miljoen gebruikers.

8. Microlearning toepassen in de praktijk

Om gestructureerd aan de slag te gaan met microlearning is het belangrijk om naar de learning journey en de leerdoelen te kijken. Hoe past de microlearning straks in het volledige onderwijsontwerp voor dit vakgebied? Wat weten deelnemers als ze beginnen en waar moeten ze naartoe? Nadat die gap in kaart is gebracht, kun je bepalen wat de onderliggende deelonderwerpen zijn die geleerd moeten worden. Idealiter heeft elke learning byte maar 1 leerdoel. Aan de hand van het soort vaardigheid of informatie, de complexiteit en de leeromgeving, kun je de vorm en inhoud van de microlearnings bepalen.

Wil je microlearning gebruiken ten behoeve van performance support? Denk dan aan de inzet van een authoring tool. CAPP Agile Learning% is een laagdrempelige, gebruiksvriendelijke geïntegreerde authoring tool die voor alle medewerkers van je organisatie beschikbaar is. Het is een veelzijdig platform waarmee je nieuwe leercontent maakt. Deze content bestaat onder andere uit afbeeldingen, bestanden, toetsen, opdrachten, artikelen en interactieve polls. Gebruik het platform ook om bestaand materiaal eenvoudig te delen zoals werkinstructies, ondersteunende video’s en ‘tips & tricks‘ van (interne) experts. CAPP Agile Learning laat gebruikers zelf bepalen hoe, wat en wanneer zij leren. Daarnaast stelt het systeem gebruikers in staat om vragen te stellen en antwoord te geven bij ontbrekende of onvindbare informatie. Zo wordt kennisdeling integraal onderdeel van een organisatie én een gedeelde verantwoordelijkheid.

Meer lezen: